Bij het Recycle en Sorteer Centrum (RSC) van AEB werken mensen met een ‘kwetsbare positie op de arbeidsmarkt’. Dat is een fraaie term, maar wat betekent dat eigenlijk? AEB interviewt RSC-medewerker John de Boom.
Op het RSC zijn dagelijks tussen de 15 en 30 mannen bezig om elektrische apparaten als koelkasten, mobiele telefoons en watermeters te sorteren en te demonteren en zo waardevolle grondstoffen terug te winnen als koper, aluminium, kleding, papier en hout. John de Boom (54 jaar) is met zijn 25 jaar dienst een oudgediende bij het RSC. “David Jansen, de directeur, zegt altijd “toen John startte bij het RSC zat ik nog in de zandbak.”” Inmiddels runt John de hele vloer; hij stuurt de mannen aan, overziet waar ze mee bezig zijn en houdt in de gaten of iedereen werkt volgens de (veiligheids)regels.
Oog voor techniek
Na jaren van zwart werken in de bouw kwam John in 1992 in dienst bij Milieuwerk, toen nog via de banenpoule van Maatwerk. “Na al die jaren zwart werken wilde ik een schone baan en dit leek me wel wat”. John reed jarenlang naar volle tevredenheid van afvalpunt naar afvalpunt in de regio Amsterdam om ijskasten op te halen, ze te ontdoen van CFK’s en naar AEB te brengen. Tot hij een keer voor de Coentunnel door de motorpolitie werd gevraagd naar zijn groot rijbewijs. “Dat had ik helemaal niet! En ik bleek ook geen chemische papieren te hebben, terwijl ik rondreed met freon en gasflessen. Met de veiligheidsregels van nu kan dat niet meer gebeuren natuurlijk.” In 2012 kwam John uiteindelijk op het RSC zelf te werken. John’s jarenlange ervaring bleek goed van pas te komen om de nieuwe generatie werkzoekenden te leren wat het betekent om bij een bedrijf te werken als AEB Amsterdam. Ook viel zijn goede oog voor techniek al snel op. “Ik repareer auto’s, ik maak zelf de onderdelen en ik kan schilderen, behangen, noem maar op. Ik leer het niet uit een boek, maar als ik het een keer heb gezien onthoud ik het. Als ik met iemand een dag meeloop dan kan ik het een dag later ook. En beter!”
Lezen en schrijven
John bleek vroeger op school niet goed mee te kunnen komen omdat hij de letters niet goed zag. Vandaag de dag zou hij dyslectisch zijn genoemd. Al op zijn 18e kwam hij in de bouw terecht, waar lezen en schrijven minder belangrijk was dan de kennis van techniek en het vermogen om door te buffelen. Wel bezocht John nog een aantal avondscholen, maar de ene school was te moeilijk en de andere school was weer te makkelijk omdat er mensen in de klas zaten die het Nederlands vanaf nul moesten leren. Een school die bij hem paste vond hij niet. John: “Maar ik schaam nergens voor hoor. Kijk nou hier, ik kan niet goed lezen en schrijven, maar ik stuur wel mensen aan! Ik heb bij het RSC genoeg geleerd en allerlei diploma’s gehaald zoals VCA, omgang Klein Chemisch Afval, maar ook omgaan met agressie. Als er hier mensen Nederlandse les kregen, ging ik er gewoon bij zitten. Zolang zo’n examen maar mondeling kan, dan red ik het prima. Altijd heb ik vertrouwen gehad in wat ik kan. Normaal kom je niet aan de bak als je niet goed kunt lezen en schrijven. Maar daar heb ik helemaal geen last van hier.”
Afremmen
Bij het RSC staat John bekend als een man die maar dóórgaat. Hij zou zo in zijn eentje een container leeg kunnen halen, maar de mannen op de vloer remmen hem dan af omdat dit echt te zwaar is voor één persoon, helemaal voor iemand die al zoveel jaar fysiek werk heeft gedaan. Ook is John nooit ziek. “Als ik nou hartstikke verkouden ben, wat maakt het dan uit of ik thuis of hier met een snottebel loop? Nou ja, ik moet niemand hier aansteken natuurlijk.”
Op het RSC vindt John het leuk en gezellig met de collega’s. Sommigen van de mannen kent hij al 20 jaar. Onlangs is een van zijn collega’s overleden. Dat was toch een behoorlijke schrik, John werkte graag met hem.
Alles overzien
Feitelijk is John het oliemannetje van het RSC. Hij runt samen met een paar andere collega’s van de oude garde de hele vloer en overziet alles, ook tijdens het interview. “Kijk nou staan er drie man een beetje te kletsen op de werkvloer. Dat kan toch niet? Ze moeten aangesproken worden, ze moeten wat gaan doen! Ik zeg altijd, als je niks te doen hebt, ga dan vegen. Zo blijft de vloer tenminste netjes.” John vertelt over zijn maat Clyde, die hij altijd op sleeptouw neemt. Toen Clyde net gestart was op het RSC kwam er niets uit zijn handen, dus zou hij na zijn proefperiode geen contract krijgen. John kreeg toen het verzoek om Clyde één op één onder zijn hoede te nemen. “De manier waarop ik hem aansprak werkt kennelijk goed. Nu doet Clyde altijd goed werk en heeft hij een vast contract. Als ik er niet ben gaat het snel achteruit, maar samen zijn we een sterk team!”
Soms is het moeilijk om alle jongens op het RSC goed samen te laten werken. Er zijn korte lontjes en zoveel talen en kwetsbare achtergronden. Het vergt heel wat om al het personeel goed met elkaar te kunnen mixen. Soms stuurt John de mannen naar boven; dat is jargon voor ‘ga jij je boven in het kantoor maar eens verantwoorden’. “Als je iets niet bevalt, ga het dan bespreken en ga niet je kont tegen de krib gooien.”
Verhuizing
John vindt de verhuizing van het RSC naar de Basisweg best spannend. Want hoe gaat het er daar uitzien? Het RSC wordt steeds groter, dus komen er meer mensen werken, allemaal met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Weet iedereen daar zijn draai daar te vinden? Hij verwacht dat zijn rol bij het RSC, de vloer overzien en schoonhouden, niet zal veranderen. En ach, ik heb het al eerder meegemaakt. De Basisweg wordt alweer de vierde plek waar ik ga werken voor het RSC. “Alle wethouders heb ik hier wel gezien! Godskanonne, maar dit is leuk werk hoor!”